De dichtvorm als louter vormoefening: het verdichten van taal, streven naar de grootste dichtheid. En zoiets stellen lijkt heel wat, wordt steeds minder. En het ergert je en je denkt wat een kutgedicht en hoeveel kutgedichten zijn er wel niet geschreven? In poezieclubjes met klinkende namen als pen en stem en de vlijtige bicjus. En het gaat altijd over een natuurlijk graslandschap en het verloren geluksgevoel met veel wit en een drollig einde. Want dat is het aller-aller-allermoeilijkst: een goed einde.
Vandaag is een goede vriend vertrokken naar Kabul, zodat ze kunnen zeggen dat ze zoveel militairen hebben bijgedragen, maar wat zal ik blij zijn als ie weer gewoon gezond en wel hier terug is. Met een pilske slap lullen over wat we allemaal wel niet willen en nooit doen, de vrijheid van dromers.