Een nieuwe Mulisch heeft het levenslicht gezien, maar Max Pam geeft noch niet thuis.
Zo een beetje elke dag tuf ik met mijn autootje langs een vesting van Centerparcs, je weet wel zo een aftreksel van het Paradijs. Toevalligerwijs draait er dan ook reclame van op de radio. Zoiets als: Henk is machinebankwerker (hoor je zo een stampende CNC-freesmasjien), maar nu even niet, nu zit ie met duizend anderen op een vierkante kilometer omgeploegd bos te recreeeren. Altijd slingert er dan net zo een afgeladen stationwagon voor me de weg op, afkomstig van dat multiplex in de bosjes. En altijd moet ik op de rem. Die mensen hebben vakantie, hebben obstipatie van eten dat is bereid door uitzendkrachten, hebben last van hun rug als gevolg van een doorgezakt matras waar gisteren nog een Duitser van 150 kilo op heeft gelegen, hebben water in hun benen van honderd rondjes in het subtropisch zwemparadijs, zijn moe van hun kinderen die ze normaal maar een uurtje per dag zien. Die kinderen zitten lekker te etteren op de achterbank. Pa en ma bewonderen het landschap waar net een gierton doorheen trekt, kennen de weg niet, nemen de afslag wat te laat. Volgens mij komt de ene helft van die vakantielijders uit Duitsland en de andere helft uit de Randstad, waar ze niet meer weten dat er meer dan drie versnellingen in een auto zitten. Die mensen zijn het niet gewend dat er niemand voor hun rijdt. Als ze zien dat hun kilometerteller uitslaat stampen ze op de rem. Zoiets als Jaap heeft zijn rijbewijs, maar nu even niet. En daar zit ik dan achter met mijn sjaggarijnige kop. Wordt vervolgd.