In een dolle bui liet ik mezelf voorover vallen op de fatboy, waar ik vanwege de gladde vloer met een rotgang richting salontafel schoof en door de onvermijdelijke botsing het blad van veiligheidsglas in een mum verbrokkelde en mijn levensgezellin in blinde paniek naar mij toe snelde in de veronderstelling mij levensgevaarlijk gewond te verliezen, maar niet meer aantrof dan mijn grijnzende van kleine glassplinters glinsterende gezicht.