Ik ken een oud musje met vriendelijke ogen, eigenaardige man, die geobsedeerd is door de ramen van Chagall. Hij weet er alles van, een eigen theorie, de betekenis teruggebracht naar een wezenlijke betekenis. Bronnenboek. De theorie heeft hij met een oude schrijfmachine op schrift gesteld en af en toe loopt hij met dat ene exemplaar onder zijn arm door het dorp te preken. Hij weet het dagelijkse te dromen.
[2]

[0]